Erfgoednieuws 3-2025
Erfgoedpartners | Centrum Groninger Taal & Cultuur
Inhoud
‘Rust en ruimte behoren tot de kernwaarden van Groningen: bewaar dit!’ Het dringend appel van Derwin Schorren aan overheden en bewoners
Tekst: Thea Pol/ Beeld: Elmer Spaargaren en archief Erfgoedpartners
Foto: Elmer Spaargaren
Volgens Derwin Schorren is er een verschil tussen de geboren en getogen Groningers en nieuwe bewoners in onze provincie: ‘De voorvechters voor het Groninger landschap betreft niet zelden de ‘nieuwkomers.’ Zij beleven de waarde van het landschap, de rust en de ruimte, zo lijkt het soms, meer bewust. Dat is voor hen ook vaak de reden geweest om in Groningen te gaan wonen. Hoe anders is dat dikwijls met de geboren en getogen Groningers. Als je ze daar naar vraagt dan vinden zij het Groninger landschap ook mooi, alleen reageren zij vaak meer gelaten op mogelijke veranderingen. “We kunnen er toch niets aan doen…”, zeggen ze dan.’
Erfgoed is identiteit
Historicus en ondernemer Derwin Schorren, woonachtig in het schilderachtige en millenniumoude dorp Stitswerd op het Hogeland, maakt zich zorgen over de toekomst van het landschap en het erfgoed van de provincie Groningen. Volgens Derwin is ‘erfgoed’ belangrijk en waardevol. Gevraagd naar wat voor hem erfgoed is omschrijft hij het zo: ‘Erfgoed bepaalt mede je identiteit. Het is beleving van het totaal. Het is holistisch en dus meer dan de som der delen. Beleving is meer dan verstand. Het heeft te maken met gemoed, emotie. Het doet iets met mensen’. Voor deze overtuiging zet hij zich volop in om zowel overheden als bestuurders, maar ook bewoners te laten zien dat diverse ontwikkelingen landschap en erfgoed in Groningen bedreigen.
Leefbaarheid
Voor Derwin is het duidelijk: leefbaarheid is beleving met identiteit en dan kom je vanzelf bij rust en ruimte uit. Het is hem een doorn in het oog dat er veel geld is voor kleine dingen, bijvoorbeeld de spreekwoordelijke ‘wipkip’, maar dat tegelijkertijd wel de omgeving wordt aangetast. Denk aan de enorme windturbines die her en der in de provincie zijn verrezen: visuele vervuiling! ‘Ik zie dat de provincie het landschap gebruikt als verdienmodel.’ Derwin vindt dat er meer ingezet moet worden op innovatie. ‘Bijvoorbeeld die EAZ-molentjes die je wel bij boerderijen ziet. Die vallen niet op. Dat had een Groningse uitvinding moeten zijn…’ Subsidiestromen gaan echter maar één kant op, merkt hij. Propaganda en media hebben daar grote invloed op. Alternatieven worden weggedrukt. ‘Ik ben ook niet meer per se tegen kernenergie. Die centrales zijn enorm verbeterd. Het zou echter vreemd zijn om die in beschermd werelderfgoed te zetten.’ Energiewekkers als zonne-energie ziet Derwin niet meteen als fantastisch. ‘Het zijn verdienmodellen geworden, waarvan de nadelen worden verzwegen’, constateert hij. Laten we ons in ieder geval niet wéér verleiden om onze provincie tot wingewest te degraderen!’
EAZ-molen
Klimaat
We komen te spreken over klimaatveranderingen. Hoe ziet Derwin dat? ‘Alle negatieve gevolgen als opwarming van de aarde en de oceanen en de zeespiegelstijging worden op het conto van de ‘mensch’ geschoven terwijl het klimaat een lang cyclisch fenomeen is waarbij veranderingen mogelijk buiten directe invloed van de mens liggen. Ik vind daarom dat je niet moet proberen om het klimaat te willen veranderen. We moeten ons bezighouden met het ons omringende milieu en de leefbaarheid van onze directe omgeving.’
Hoe komt het toch dat Groningers het steeds lijken af te leggen tegen maatregelen die door de rijksoverheid, door ‘Den Haag’, worden genomen? Die schijnen sympathiek, maar is dat ook zo? ‘Groningers trekken hun waffel niet genoeg open,’ stelt Derwin vast. ‘Dat is een van de oorzaken dat de bevolking onvoldoende verenigd is. Daarnaast kunnen ze hun trots voor deze mooie provincie maar moeilijk uiten.’ Hij stelt een paar voor hem prangende vragen. Wat verstaan we als inwoners van deze provincie onder ‘vooruitgang’? Welke waarden willen wij als inwoners van de Ommelanden hoog houden? En door wie en hoe worden die waarden vervolgens onderhouden en gehandhaafd?
Langetermijnvisie
‘Wat mist is een langetermijnvisie voor Groningen’, is de overtuiging van Derwin. ‘Provincie en Rijk verdelen het geld – het zit al in de naam Nationaal Coördinator Groningen - maar dat wordt niet structureel besteed aan een gedeelde en gedragen overall lange termijn visie op leefbaarheid. Rust en ruimte behoren tot het DNA van Groningen, tot de kernwaarden. Alle toekomstige activiteiten zouden daarin moeten passen.’ Derwin heeft wel ideeën wat de leefbaarheid kan bevorderen want aan de twee r-en rust en ruimte wil hij graag een derde r toevoegen: reuring. ‘Dat kan leiden tot uitgesteld kapitaal. Denk aan verduurzaming van de landbouw en aan kwaliteitstoerisme’, betoogt hij. ‘Daar valt écht werkgelegenheid mee te creëren.’ Derwin pleit voor meer eenheid in het noordelijk kustgebied. ‘Je zou Groningen Midden-Friesland kunnen noemen waardoor je een mooie snoer krijgt: West-Lauwers Friesland, Midden-Friesland (met stad Groningen als hoofdplaats), Ost-Friesland tot aan de Deense Waddeneilanden: De Friesche Waddengordel.’
Ommelander geworden
Ook Derwin (59) behoort tot de categorie ‘voorvechters voor het Groninger landschap, die niet in Groningen zijn geboren en opgegroeid’. De familie Schorren komt uit Twente. En ook zijn moeder is afkomstig uit die streek. Geboren werd Derwin echter in Brabant. ‘Mijn pa was douanier’, verklaart hij. ‘Wij verhuisden later naar Oldenzaal waar ik mijn lagere schooltijd doorbracht.’ In Hardenberg ging Derwin naar de middelbare school. Hij ging filosofie en geschiedenis studeren in Stad aan de Rijksuniversiteit Groningen en in zijn laatste studiejaar belandde hij in de provincie Groningen. Daar woont hij nog altijd met veel plezier. Nu al weer meer dan 30 jaar met vrouw en dochters in Stitswerd. ‘Aanvankelijk huurden wij de helft van een twee-onder-één kap huis als een soort buitenhuis, naast onze studentenkamer in Stad’ geeft Derwin aan. Uiteindelijk hebben wij het huis in Stitswerd gekocht en ben ik Ommelander geworden.’ ‘Een trotse Ommelander, en dat is ook wat álle Groningers zouden moeten zijn’ besluit hij: ‘genietend en trots op hun provincie en al het moois dat wij door kunnen geven aan volgende generaties … En minder naar het Westen kijken!’
Conferentie Rust in Ruimte
Dit is het eerste artikel in een serie van drie over de conferentie Rust in Ruimte, die Derwin Schorren voor Erfgoedpartners | Centrum Groninger Taal & Cultuur organiseert. Deze conferentie wordt gehouden op donderdag 13 november in Op Maarhuizen (bij Winsum). In de komende nummers van Erfgoednieuws kunt u meer lezen over de conferentie, die in eerste instantie vooral bedoeld is voor beleidsmakers maar zeker ook interessant is voor bewoners, die het behoud van het unieke karakter van het Groninger landschap belangrijk vinden. Meer informatie over het programma is te zijner tijd ook te vinden op de website www.erfgoedpartners.nl Ook kan men zich via de site aanmelden.
‘Kijk’ op een expositie Visuele beperking en museumbezoek aan de hand van de tentoonstelling Oorlog dichtbij in de Akerk
Tekst: Albert Buursma / Beeld: Peter Wassing
Hoe maak je een tentoonstelling toegankelijk voor mensen met een visuele beperking? Het woord zegt het eigenlijk al: iets wordt getoond, dat slaat op iets laten zien. Hoe maak je een tentoonstelling toegankelijk voor mensen met een visuele beperking? We nemen de proef op de som met Geert de Breucker, voorzitter van de Oogvereniging Groningen voor blinden en lid van de ‘Werkgroep Toegankelijk Groningen’ (WTG) en Marlieke de Jonge, eveneens van WTG.
Zichtpercentage
Marlieke is geboren met een zeer beperkt zicht. Volgens haar oogarts is dat minder dan 2 procent, maar dat zegt niet zoveel. Ze ziet licht en donker, kleuren en beweging, vult dat aan via andere zintuigen, vooral met haar gehoor. Die slechtziendheid belette haar ouders niet om haar als kleuter op een driewielertje rond te laten karren. Nu rijdt ze al tientallen jaren op een scootmobiel in het stad-Groninger verkeer.
Geert kon aanvankelijk ‘gewoon’ zien, maar lijdt aan een progressieve oogziekte. Zijn gezichtsvermogen is nu zo’n 5 procent: ‘Maar wat zegt dat? Ik struikelde bijvoorbeeld over een emmer op een plein, terwijl ik nog wel krant kon lezen’. In tegenstelling tot Marlieke heeft Geert wel een ‘visueel geheugen’.
Geert en Marlieke
We hebben afgesproken bij de Akerk om binnen de expositie ‘Oorlog dichtbij’ te bezoeken en na te gaan hoe een expositie toegankelijker en aantrekkelijker kan worden gemaakt voor blinden en slechtzienden. Overigens gaat het bij WTG ook om mensen met andere beperkingen. Marlieke noemt vijf categorieën: naast blinden en slechtzienden zijn dat doven en slechthorenden en mensen met fysieke, verstandelijke en psychische beperkingen. Het gaat niet om het plaatsen in hokjes, wie zich aan wil sluiten met welke beperking dan ook is van harte welkom.
Oogvereniging/WTGroningen
Vanuit de Oogvereniging Groningen bezoekt Geert geregeld exposities om te adviseren hoe die aantrekkelijk(er) gemaakt kunnen worden voor blinden en slechtzienden. Zo was hij vorig jaar in september nog in Museum Klooster Ter Apel, waar ze beschikken over een ‘voelplattegrond’ van het kloostercomplex als een driedimensionale kaart. Vorige maand bezocht hij de Van Gogh-expositie in het Groninger Museum, waar bij een origineel een ‘voelschilderij’ was gemaakt van verschillende stoffen die bijvoorbeeld schaduw aangaven.
Soms hebben blinden en slechtzienden een streepje voor en mogen ze zaken aanraken waar het grote publiek niet aan mag komen. Bij een expositie in het Drents Museum was het weliswaar taboe een tienduizenden jaren oude vuistbijl aan te raken, maar waren er wel andere vuurstenen voorwerpen om te betasten om een indruk van dergelijke werktuigen te krijgen.
Marlieke merkt op dat het soms moeilijk is om bij een tentoonstelling de lijn te volgen. ‘Dan raak ik het verbindende verhaal een beetje kwijt door de aandacht voor details. Soms heb je gewoon geluk. Zo waren er bij de opening van de expositie ‘Oorlog dichtbij’ een paar oudere dames die me hebben meegenomen en me van alles hebben verteld hebben over hun persoonlijke ervaringen met de Stad in oorlogstijd.'
Een bijzondere manier om afbeeldingen te ervaren is ‘embodyment’. Geert legt uit: ‘Bij het schilderij 'De vaandeldrager' van Rembrandt was er iemand die mij positioneerde in de houding van de geportretteerde man. Je merkt dan heel goed hoe iemand afgebeeld is’.
Expositie Akerk
Zoals hiervoor al is aangegeven bezoeken we de expositie in de Akerk om na te gaan in hoeverre die ‘toegankelijk’ is voor blinden en slechtzienden. Het is maandag, de kerk is dan gesloten, maar wij mogen in alle rust de ronde doen. Huismeester Lennart Douma van Groninger Kerken heet ons welkom met een kop koffie of thee. Na de kennismaking neemt hij ons mee langs de expositie. Hij is niet alleen huismeester, maar kan ook iets vertellen over de thema’s en de tentoongestelde voorwerpen.
Bij deze rondgang blijkt dat je in het gezelschap van blinden en slechtzienden een expositie heel anders beleeft. Zo is de Akerk een oud gebouw, met op- en afstapjes waar op gelet moet worden. Op enkele plaatsen is er een toegang via gordijnen die een beweeglijke barrière kunnen vormen. En in een dergelijke kerk zijn er de grafstenen van rijken met een sterk reliëf die struikelstenen kunnen zijn.
Omdat de expositie op maandag gesloten is, zijn de ‘soundscapes’, die voor blinden en slechtzienden juist een extraatje bieden, helaas niet hoorbaar. Maar ze zijn er dus wel, onder meer een fragment van een toespraak van Koningin Wilhelmina en klokgelui bij het verhaal over kerkklokken die de Duitsers afvoerden voor de munitie-industrie. Geert meent op een gegeven moment mitrailleurvuur te horen. Dat blijkt een ratel van een typemachine op het beruchte Scholtenhuis te zijn, het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst. Ver zit hij er dus niet naast.
Marlieke vindt het lastig dat er vooral sterk vergrote zwart-witafbeeldingen zijn. Zij kan met kleuren beter verbeelden. Maar destijds waren er vrijwel uitsluitend zwart-witfoto’s. Naast de ‘soundscapes’, opeenvolgende geluiden bij de verschillende thema’s, is er ook aanvullende informatie beschikbaar via QR-codes, die helaas voor blinden en slechtzienden niet makkelijk te vinden zijn. Begeleiding door een gids kan uitkomst bieden door mensen veilig langs obstakels te loodsen, het verhaal van de expositie te vertellen en tentoongestelde voorwerpen te beschrijven. Huismeester Lennart neemt die taak met verve op zich.
Tastbare voorwerpen
Zowel Geert als Marlieke vinden een belangrijk onderdeel van exposities voorwerpen die aangeraakt mogen worden. Bij deze expositie zijn er ook enkele. Eén ervan is de sleutel van de Akerk, die tevens gebruikt werd door het verzet om bij in de kerk opgeslagen wapens te komen. De sleutel ligt bevestigd aan een ijzerdraad op een plateau. Andere tastbare elementen zijn twee in de oorlog verstopte fietsen die vrij recentelijk bij een verbouwing in de Folkingestraat tevoorschijn kwamen. In beide gevallen pakt Marlieke Geerts hand om die naar voorwerpen te leiden. Bij de fietskettingen zegt ze de ijzerroest te kunnen ruiken.
Helaas zijn, en dat is musea eigen, veel voorwerpen niet tastbaar, want achter glas, in vitrines. Natuurlijk zijn veel voorwerpen kwetsbaar, en gaan ze er bij duizenden aanrakingen qua conditie niet op vooruit. Geert zit praktisch letterlijk met de neus op een vitrine om te proberen de contouren van een Duitse helm met een kogelgat te ontwaren. Een andere vitrine herbergt een helm die na de oorlog is ‘omgebouwd’ tot een geëmailleerde po op drie pootjes met een handvat: letterlijk ‘schijt aan de moffen’. Op zich zou een dergelijk voorwerp nog wel geschikt zijn om aan te raken.
Rekening houden met beperkingen
Bij deze rondgang wordt mij duidelijk hoe belangrijk het is om bij het inrichten van exposities rekening te houden met mensen met beperkingen. Voor blinden en slechtzienden gaat het daarbij om het aanbieden van meer dan alleen zichtbare zaken, bijvoorbeeld ‘voelobjecten’, zowel originelen als replica’s, maar ook geuren en audiomateriaal zoals beschrijvingen. Of natuurlijk een gids die mensen letterlijk aan de hand kan meenemen en dingen beschrijven.
Zowel Geert als Marlieke geven aan dat het niet alleen om de expositie zelf gaat. Belangrijk zijn ook toegankelijke websites bij de voorbereiding: bijvoorbeeld met de openingstijden. Voor slechtzienden is ook de vormgeving van belang bij zowel websites als de expositie zelf, zoals goed contrast: gele letters op een roze achtergrond zijn niet aanbevelenswaardig. Bij foto’s kunnen omschrijvingen over het afgebeelde worden toegevoegd. Veel moderne programma’s hebben al een voorleesfunctie.
Dan is het tijd voor afscheid. Marlieke gaat met haar scootmobiel door de drukke Groninger binnenstad naar een volgende afspraak. Geert gaat lopende naar huis, richting Zuiderdiep via de Folkingestraat. Wanneer ik opmerk dat ik het qua verkeer het maar een drukke, onoverzichtelijke straat vind, antwoordt hij laconiek: ‘Ik heb het voordeel dat ik geen gevaar zie’.
Als de amandelboom bloeit, het Mandlboympad
Tekst: Erna Bakker / Beeld: Stichting Een Joodse Erfenis Winsum
Na afloop van de herdenkingslezing ter gelegenheid van Holocaustherdenking Groningen 2025 op 26 januari in Synagoge Groningen verzucht voorzitter René Grünewald in de beklemming van de recente toename van antisemitisme: ‘Ik heb daar maar één antwoord op, …educatie, educatie, educatie’. Ruim twee maanden later schrijft een leerkracht van Montessori-basisschool De Getijden in Pieterburen ons:
‘… De kinderen hebben de verhalen horende bij opdracht drie op de groeivelletjes geschreven en rondom de boom gelegd. Voor het neerleggen hebben we rond de boom gestaan en de verhalen voorgelezen. Na het planten vroegen de kinderen zelf om een minuut stilte om even met hun eigen gedachten alleen te zijn. Kippenvel! ...’
In educatieproject ‘Als de amandelboom bloeit’ van Stichting Een Joodse Erfenis staat de relevantie van Joods erfgoed langs de Waddenkust en de eigentijdse verkenning daarvan door leerlingen in de bovenbouw van het primair onderwijs centraal. De lessen, gegeven op scholen van Leens tot Delfzijl, passen binnen de kaders van 80 Jaar Vrijheid Groningen.
Educatieproject ‘Als de amandelboom bloeit’
In het vroege voorjaar van 2025 hebben tien basisscholen samen met de gemeenten Het Hogeland en Eemsdelta een amandelboom geplant in de buurt van hun school. Deze boom, tegelijkertijd een herinnerings- èn een toekomstboom, is daarna ook digitaal geplant en opgenomen op de kaart van Routebureau Groningen. De QR-code geeft toegang tot het verhaal bij de boom en het leerlingenwerk dat als reflectie hierop gemaakt is. Wat is vrijheid? Welke betekenis heeft het verhaal in onze tijd? En hoe kan je ervoor zorgen dat het verhaal niet vergeten wordt?
De stap naar voren
‘Educatie, educatie, educatie...’ was de oproep, maar is dat wel zo’n wenkend perspectief? En hoe zet je dat in gang? ‘Geraakt-worden’ speelt daarin een rol. ‘Samen-leren’ speelt een rol. ‘Mogen-zijn-wie-je-bent’ is ook belangrijk. Maar nu het raakvlak met Joods erfgoed. Waar beginnen we en hoe komen we verder? Is aandacht voor lokaal Joods erfgoed van waarde voor de maatschappij van nu? Ja, zowel voor jong als voor oud en ook niet één keer in de vijf jaar, maar elk jaar opnieuw. Zoals de amandelboom zich jaarlijks opmaakt voor een nieuw seizoen, zo kunnen wij ook elk jaar opnieuw onze verhalen vertellen. Bijvoorbeeld over Hendrik Werkman en zijn klasgenoten in Leens of over de Joodse familie Knorringa in Uithuizen en hun niet-Joodse buren. Vertel het elk jaar opnieuw. Niet alleen aan elkaar, ook aan anderen. ‘Blijven-vertellen’ maakt vindingrijk. ‘Blijven-vertellen’ op een locatie die ertoe doet maakt het verleden tastbaar.
Zilveren ‘Knorringajadje’. Bron: Collectie PJG Noord-NL
Begin 2025 maakte historica en educatief ontwerper Kirsten Bos samen met vormgever Frank de Wit een opdrachtenblad met ruimte voor eigen beschrijvingen en gedachten van de leerlingen bij hun dorpsverhaal. Als volwassenen denken we in begrippen als ‘goed-en-fout’, ‘dapper-en-laf’. We vragen: Wat zou jij doen als het oorlog was? Maar kan je die vraag in vredestijd wel aan jongeren stellen? Hebben ze er niet meer aan om te leren kijken vanuit verschillende perspectieven, zoals bijvoorbeeld het vooroorlogse Joodse perspectief dat mogelijk bij jou om de hoek ligt te wachten?
Fietsroute Mandlboympad
De route gaat langs sporen van Joodse aanwezigheid in Noord-Groningen, van vroege vestiging in de 17e eeuw tot de naoorlogse herinneringscultuur. We volgen de kustlijn langs de Waddenzee, van het geboortehuis van Hendrik Werkman in Leens via de Joodse slagerij in Warffum tot monument ‘Licht der Zee’ in Delfzijl. De QR-palen bij de tien amandelbomen van de deelnemende scholen bepalen de route. De QR-informatie is bedoeld voor jongeren, dorpsgenoten en natuurlijk voor toeristen die de route volgen. De beschrijving van het Joodse erfgoed langs de route maakt nieuwsgierig.
Geboortehuis van Hendrik Werkman in Leens, bron: Landgoed Borg Verhildersum
Geborgd in het culturele veld
Het opdrachtenblad heeft als titel: ‘Als de amandelboom bloeit – Joodse verhalen langs de Waddenkust’. Het blijkt een gewaardeerd ‘boekje’ dat de eenheid in het project bewaart. De kustlijn speelt ook een rol. Want, net als elke grens, brengt ook de kustlijn kennis met zich mee over het ‘tot-hier-en-niet-verder’. Ook monument ‘Licht der Zee’ in Delfzijl appelleert aan waakzaamheid. In het jodendom geldt de vroegbloeiende amandelboom als aankondiging voor het ontwaken van de natuur in de lente. De boom roept op alert te zijn.
Voor de fietsroute is er een beschrijving gemaakt van het Joodse erfgoed onderweg, maar er zijn meer handvaten nodig om die beschrijving in historisch perspectief te plaatsen. Ook moet nog beter zichtbaar worden hoe het Gronings-Joodse erfgoed in stad en ommeland verbonden is met de naoorlogse Joodse gemeenschappen in Noord-Nederland. Over de vraag of in de zich herpakkende Europese waardengemeenschap goed beschreven Joods erfgoed van belang is, hoeven we ons niet te buigen. Door het drama van de Holocaust herinnert dit erfgoed aan alles wat we niet willen en nooit meer willen in Europa en juist dat houdt ons wakker. Toch doen we de vooroorlogse Joodse geschiedenis tekort als we die reduceren tot bron voor holocausteducatie. Wat daartoe verbetering behoeft is heldere (digitale) presentatie van het lokale Joodse erfgoed en borging in het culturele veld. We moeten daar niet te lang mee wachten, want kennis kan gemakkelijk verloren gaan.
Van moeras tot muziek: hoe de Veenkoloniën hun eigen stem vonden
Tekst: Cato Piek
Een van de manieren waarop de Veenkoloniale identiteit zich vandaag uit, is via muziek. De regio heeft een diepe connectie met Amerikaanse muziekstromingen zoals folk en country. ‘Muziek is een manier om een regio te begrijpen,’ zegt Maarten Zwiers, universitair docent geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Het vertelt verhalen over waar mensen vandaan komen en waar ze naartoe willen.’
Artiesten als Bert Hadders en Erwin de Vries vertalen die invloeden naar het Groningse dialect en geven zo een stem aan de regio. De melancholie en rauwheid van Amerikaanse folk sluiten naadloos aan bij het landschap en de geschiedenis van de Veenkoloniën.
Deze Veenkoloniaalse, muzikale identiteit stond tijdens de Meertmoand Streektoalmoand centraal op Veenkoloniao/aols, een bijzondere thema avond die zaterdag 22 maart in d’Rentmeester, Valthermond plaatsvond. Hier kwamen geschiedenis en muziek samen in een viering van wat de Veenkoloniën vandaag zijn. De culturele rijkdom van de Veenkolonioale regio kwam tot uiting in optredens van onder meer de Groningse zanger Erwin de Vries en de Drentse zangeres en liedjesschrijver Silvia Fledderus.
Muziek is een van de dragers van identiteit, het is het geluid van de regio. Maar wat maakt de Veenkoloniën een gebied en landschap met een eigen gevoel en gelaagdheid?
Erwin de Vries; foto: Pepijn van den Broeke
Een vergeten landschap
Voor we de Veenkoloniën kennen zoals ze nu zijn, was het gebied een uitgestrekt en mysterieus moeras. Een landschap waar water en veen het ritme bepaalden, waar zeldzame vogels neerstreken en een verborgen wereld van planten en dieren floreerde. Maar in de ogen van de mens was het vooral een obstakel. ‘Het moeras werd gezien als nutteloos, als ‘onland’,’ zegt Maarten Zwiers. ‘Het idee was: pas als we het droogleggen, kunnen we het gebruiken.’
Die manier van denken noemen wetenschappers ook wel 'swampification' het negatief framen van een moeraslandschap om exploitatie te rechtvaardigen. Net zoals later gebeurde met de gaswinning in Groningen, werd het veengebied vooral bekeken door een economische bril: wat kan eruit worden gehaald? De gevolgen voor de natuur en de gemeenschappen die later ontstonden, werden pas veel later zichtbaar.
De Veenkoloniale identiteit: veranderlijk en veelzijdig volgens Maarten Zwiers
Maarten Zwiers is gespecialiseerd in geschiedenis, cultuurstudies en regiostudies. Hij onderzoekt hoe identiteit wordt gevormd door historische processen en hoe regio’s zichzelf steeds opnieuw definiëren. ‘Identiteit is geen vaststaand gegeven,’ benadrukt hij. ‘Mensen denken vaak dat het wordt bepaald door het verleden, maar het is altijd in beweging. Nieuwe invloeden spelen een net zo grote rol.’ Zijn onderzoek laat zien dat de Veenkoloniën niet alleen een geschiedenis van turfwinning hebben, maar ook een diepere culturele gelaagdheid die vandaag nog steeds voelbaar is.
Maarten Zwiers; eigen foto
De Amerikaanse droom in de Veenkoloniën
Vanaf de 17e eeuw trokken pioniers het veen in, vastberaden om het moeras om te vormen tot vruchtbare landbouwgrond. In de 19e eeuw groeide de turfwinning explosief en droomde men zelfs van een "California van het Noorden"- een regio waar hard werken tot rijkdom zou leiden. Tijdens de hoogtijdagen van de turfwinning kon je er zeker goed geld verdienen.
Maar voor velen pakte de realiteit anders uit, zeker met de opkomst van andere brandstoffen zoals steenkool. ‘Er zit een interessant contrast tussen droom en werkelijkheid,’ zegt Zwiers. ‘Waar de American Dream in de Veenkoloniën begon met grootse verwachtingen, eindigde het voor veel arbeiders in keiharde armoede, vooral na de Eerste Wereldoorlog. Toen het veen opraakte en de vraag naar turf stokte, bleef een regio achter die zichzelf opnieuw moest uitvinden.’
Erwin de Vries - De Polder
Het landschap verandert, de identiteit ook
Met de ontginning van het veen verdween niet alleen het moeras, maar veranderde ook het hele landschap. Waar eerst water en veen de overhand hadden, verschenen kaarsrechte kanalen en landbouwgrond. Grote industrieën kwamen en gingen, van turfwinning tot strokartonfabrieken. En net zoals het landschap veranderde, veranderde ook de identiteit van de mensen die er woonden.
‘Mensen zoeken altijd naar nieuwe manieren om betekenis te geven aan waar ze vandaan komen,’ legt Zwiers uit. ‘En muziek speelt daar een grote rol in.’
Met Pensioen: Jan Waling Huisman, collectiebeheerder Universiteitsmuseum Groningen, die geen uitdaging uit de weg ging
Tekst: Thea Pol / Beeld: Jelte Oosterhuis
Het Universiteitsmuseum Groningen heeft lang van de deskundigheid van zijn collectie-depotbeheerder kunnen profiteren, maar vanaf dit voorjaar geniet Jan Waling Huisman van zijn pensioen.
Jan Waling Huisman begon in oktober 1989, dus ruim 35 jaar geleden, als amanuensis, zoals dat toen nog heette: collectie-depotbeheerder bij het Universiteitsmuseum Groningen. De aanloop daar naar toe was een opmerkelijke. ‘Ik heb de Hogere Landbouwschool in Groningen gedaan’, meldt Jan Waling, afgestudeerd in 1983. Daarna heb ik als dienstweigeraar vervangende dienstplicht vervuld bij de Vereniging Pop Bureau Groningen. Daar heb ik een aantal jaren gewerkt als geluidstechnicus.’ Techniek heeft altijd de belangstelling van Jan Waling gehad. ‘Vervolgens was ik een jaar vrachtwagenchauffeur als pakketbezorger.’
Handig broertje
De zomer van 1989 bracht verandering teweeg in het leven van Jan Waling. ‘Mijn zus Gerda Huisman, toen conservator Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek, was met het Universiteitsmuseum bezig met het samenstellen van een lustrumtentoonstelling. Omdat zij iemand tekort kwamen had ze mij als medewerker voorgesteld: “Mijn broertje heeft niets te doen, maar is wel heel handig”. Daar heb ik twee weken gewerkt. Daarna ben ik de vrachtwagen weer opgegaan.’ In oktober van datzelfde jaar kon Jan Waling eerst op tijdelijk, later op vast contract bij het Universiteitsmuseum komen werken. Vanaf dat moment ging hij zich uiteraard in de collectie verdiepen. ‘Het begon heel ontspannen’, herinnert Jan Waling zich. ‘Op mijn eerste dag kreeg ik een werkplek toegewezen en de sleutels. Ik kreeg de ruimte om kennis op te bouwen over de collectie.’
Depots
Aanvankelijk had de nieuwe collectiebeheerder te maken met drie depots: het depot in de Zwanestraat in het souterrain, en de fietsenkelder bij het Academiegebouw. ‘Het Universiteitsmuseum is immers daar begonnen’, verduidelijkt Jan Waling. Later werd een derde locatie ingericht in het Biologisch Centrum in Haren. In 2004 werden de collecties van het Volkenkundig Museum en het Anatomisch Museum toegevoegd.
Bij de collectiemedewerkers was er een duidelijke taakverdeling. ‘Brigitte Hekker deed vooral de historische objecten, textillia, papier en dergelijke en ik hield me voornamelijk met de instrumenten bezig. In het jaar 2000 werd het nieuwe depot op het Zerniketerrein opgeleverd waar vanaf dat moment het volledige depot te vinden is. Destijds werd dit depot gezien als het summum.’ De inrichting werd door de toenmalige conservator Franck Smit en door Jan Waling verzorgd waarbij nauw werd samengewerkt met Magista, dat veel kennis en ervaring heeft op het gebied van de inrichting van museumdepots. ‘We hebben diverse museummedewerkers uit binnen- en buitenland ontvangen die ons nieuwe depot ter inspiratie hebben bekeken’, herinnert Jan Waling zich.
Wim T. Schippers
In meer dan dertig jaar actieve dienst zijn er enkele hoogtepunten geweest, die de collectiebeheerder helder voor de geest staan. ‘De lustrumtentoonstelling, die wij in 2004 maakten, was bijzonder. Gastconservator was Wim T. Schippers en het was complete chaos. Hij was volstrekt ontregelend bezig.’ De lustrumtentoonstelling van 2014 in de Akerk in Groningen had eveneens een chaotische aanloop. ‘De kerk stond tijdens de tentoonstelling, die twee maanden duurde, vol met vitrines en decors. Vanaf de laatste vrijdag tot en met de daarop volgende maandagochtend moesten wij de kerk weer leeg opleveren omdat maandagmiddag het bierfestival begon.’
Zelf maken
‘Het leukste vind ik om oplossingen te verzinnen, vooral op technisch gebied. Ik heb samen met de vormgevers vaak voor de uitdaging gestaan om iets voor een tentoonstelling te maken. Nu wordt de inrichting van tentoonstellingen vaak uitbesteed maar vroeger deden we veel zelf. Ik heb het altijd leuk gevonden om met zo weinig mogelijk middelen iets te realiseren. Hergebruik was heel gewoon. Ik heb bijvoorbeeld sokkels dikwijls overgeverfd. Ik heb cursussen als inrichting van tentoonstellingen via de Museumvereniging gevolgd en had regelmatig contact met mijn collega’s van het Universiteitsmuseum Utrecht. Inmiddels heeft het Universiteitsmuseum een groter team gekregen en bestaat uit de afdeling collectiebeheer, directeur, educatie en programmering (inclusief promotie).’
Genoeg te doen
Jan Waling besloot op een gegeven moment om de tweejarige Lerarenopleiding Natuurkunde in deeltijd te volgen. ’Ik wilde meer dan het depotwerk’, duidt hij zijn beslissing. Toegepast heeft hij deze studie echter weinig. ‘Ik werd door een tekenbeet ziek en ook de omgang met leerlingen lag mij niet zo merkte ik toen ik als leraar natuurkunde aan de slag ging bij het Wessel Gansfortcollege in Groningen. Ik keerde daarom al na enige maanden terug naar het Universiteitsmuseum waar mijn positie nog beschikbaar was omdat ik dat gelukkig met het museum had kunnen afspreken, mocht het werk in het onderwijs niet bevallen. Dit uitstapje heeft me echter wel opgefrist en ik merkte vervolgens: hier is nog genoeg te doen!’
De Verhalen van Groningen Bevrijding met een rood randje
Tekst: Els Zwerver / Beeld: De Verhalen van Groningen
Wemke Ketting-Jager was vier jaar toen de Canadezen haar dorp Farmsum bevrijdden. 'Op 1 mei stonden mijn moeder en ik buiten. Er werd nog steeds hevig gevochten en toen zagen we Tommies overvliegen die bommen afwierpen op Delfzijl en Emden. 'Als dit ons de bevrijding niet geeft, dan weet ik het ook niet meer,' zei mijn moeder.'
Farmsum, tegen Delfzijl aan, was het laatste dorp in Nederland waar gevochten werd. 'De bombardementen duurden al dagen en eigenlijk moesten we in een schuilkelder, maar ik had difterie en dat was besmettelijk. De dokter kwam mij elke dag een spuit geven; nu eens onder begeleiding van een mof, dan weer met een Canadees.' De wisselende militaire begeleiding van de dokter vertelde het gezin Jager iets meer over waar het front lag. 'Er werd gevochten in Delfzijl en ten zuiden van Farmsum.' Op 2 mei gaven de laatste Duitsers, die zich in de kerk hadden verschanst, zich over. Het verhaal gaat, dat de laatste schoten van de Duitse sluipschutters in de toren ook de laatste schoten tijdens oorlogsgevechten in Nederland zijn.
Rode Hulp
Met de bevrijding kwam er een einde aan de terreur die het gezin Jager diep getroffen had. 'Mijn vader was lid van de CPN en hielp Joden ontsnappen uit Duitsland. Hij was fietsenmaker in Weiwerd en deed mee aan de Rode Hulp. Duitse Joden kwamen op de fiets naar Weiwerd gereden en hij regelde een nieuwe schuilplaats voor hen in Groningen of elders in Nederland. En ze wisselden bij hem van fiets.' Hindrik Jager zat ook namens de CPN in de gemeenteraad van Delfzijl. Eind juli 1940 besloot de bezetter dat communisten geen politieke functies meer mochten uitoefenen. 'Mijn vader kreeg een brief met de mededeling dat hij uit de gemeenteraad was gezet.'
De situatie voor Hindrik Jager werd steeds onveiliger. 'Hij voer ook op binnenschepen die mijnsteen en bagger vervoerden. Na de Februaristaking stond een kameraad uit Termunten hem op te wachten met de boodschap: 'Hindrik, ze moeten jou hebben.' Toch is hij 's nachts thuisgekomen. Zijn zwager kon regelen dat hij met een sleepboot meevoer naar het neutrale Zweden, maar hij wilde niet. Hij wilde mijn geboorte afwachten.'
Arrestatie
'Mijn vader werd gearresteerd toen ik zes weken oud was.' Hindrik Jager werd in 1941 opgesloten in het Huis van Bewaring in Groningen. 'Mijn moeder mocht hem af en toe bezoeken, maar daar moest ze een formulier voor halen op het Scholtenhuis. Ze was altijd bang als ze daar naartoe moest.' Via Amersfoort werd Jager op transport gesteld naar het Duitse concentratiekamp Buchenwald. Daar werd hij in augustus 1942 omgebracht. 'Veel later pas kreeg mijn moeder bericht dat hij niet meer terug zou komen en dat ze zijn kleren kon ophalen. Ik heb de kleren gezien; ze waren rood van het bloed. Ik zal misschien drie jaar zijn geweest, maar ik vergeet het nooit.'
Ook de opa van mevrouw Jager was communist en werd opgepakt. 'Hij is in een Duits kamp terechtgekomen, waar hij op den duur klusjes mocht doen voor de kampcommandant. Eén van die klusjes was bij hen in huis. De vrouw van de commandant raakte met hem aan de praat en toen ze hoorde dat mijn opa had gevaren, vertelde ze dat ze haar zoon had verloren, op zee. Mijn opa heeft gepraat en gepraat en een heel verhaal opgehangen over het bijzondere toeval dat hij haar zoon gekend had. Kort daarna kon hij, met hulp van de vrouw van de kampcommandant, ontsnappen.'
Eind 1944 stond hij ineens voor de deur. Hij had martelingen doorstaan en had een slecht been. Hij kon nauwelijks lopen. 'Ik had geen herinneringen aan opa Bonno Smit, maar ons hondje wel. Die sprong van blijdschap tegen hem op.'
Rood stempel
Mevrouw Jager kwam er na de bevrijding al gauw achter dat haar familie een rood stempel droeg. ''Die willen we niet in huis hebben, die is van een communist,' zeiden de ouders van vriendinnetjes. Maar mijn moeder prentte me in: 'Je vader heeft de dingen gedaan die gedaan moesten worden. Laat je niks wijsmaken.' En zo is het. Ik houd mijn rug recht.'
Gezicht op de schade aan de Meedhuizerweg te Farmsum.
Tentoonstellingen & activiteiten
Een overzicht van de museale activiteiten in de provincie Groningen mei-juni 2025. Klik op de nummers in de kaart voor informatie.
Feest van de Vrijheid van Taal, Muziek en Verhaal in Ezinge
Museum Wierdenland 17 mei 2025 11.00-16.00 en 19.30-21.30 uur
Op zaterdag 17 mei viert Ezinge 80 jaar bevrijding met een feest vol taal, muziek en verhalen. Op sfeervolle plekken in het dorp – Museum Wierdenland, het veldje bij de haven en de kerk op de wierde – treden in een speciaal middag- en avondprogramma uiteenlopende artiesten op. Het Feest van de Vrijheid in Ezinge wordt georganiseerd door de werkgroep Trijntje Soldaats vanuit Museum Wierdenland. Alle optredens zijn gratis toegankelijk
Fietsexcursie: De ziel van het Wierdenland 31 mei 2025 Kunstenaar Siemen Dijkstra heeft in een aantal van zijn werken het wierdenland verbeeld. In deze werken herken je het eigene van het landschap in Middag-Humsterland. Tijdens deze fietsexcursie - inclusief rondleiding in Museum Wierdenland - ontdek je Dijkstra’s werk. Een gids laat de deelnemers de verbeelde landschappen ervaren. Met speciale aandacht voor het landschap rond de Aduarderzijlen. Afsluiting in café Garnwerd aan Zee.
Start: Museum Wierdenland, Ezinge Tijd: 13.00 - 16.15 uur Lengte route: 15-20 km Prijs: € 18,50 p.p. (€ 12,50 met museumkaart) – incl. museumbezoek, toelichting door gids en consumpties. Opgave: stuur een e-mail naar boekingen@wierdenland.nl en ontvang het complete programma.
Dag van het kasteel
6 tot en met 9 juni 2025 Thema 2025: ‘Naar Buiten!’
Tijdens het hele Pinksterweekend is het Dag van het Kasteel. Deze achttiende editie staat in het teken van het thema: ‘Naar Buiten!’, met daarom veel aandacht voor alle buitenruimtes van Nederlandse kastelen, buitenplaatsen, ruïnes en landgoederen.
Naast het gebouw zelf is ook de omgeving rondom kastelen en buitenplaatsen een belangrijk onderdeel van dit historische erfgoed. Buitenruimtes zijn net zo gevarieerd als binnenruimtes: de tuin voor het plezier, het park voor de wandeling, het bos voor de jacht en het landgoed voor het voedsel. Naast het groen is er buiten natuurlijk nog veel meer te vinden zoals koetshuizen, kassen, stallen, standbeelden, fonteinen, waterputten, terrassen en ander tuinmeubilair.
Naast het historische belang van deze plekken spelen ze ook nu nog een belangrijke rol. Kasteeltuinen en landgoederen zijn een belangrijke plek voor het bewaren van biodiversiteit en het instandhouden van bijzondere historische planten, dieren en landschappen. Ook zijn de buitenruimtes opnieuw een belangrijke plek voor de kasteellocaties om hun energie van te halen, niet langer alleen door het hout uit hun bossen maar bijvoorbeeld ook door wind of zonne-energie.
Zie voor deelnemende kastelen de website: https://dagvanhetkasteel.nl/thema-2025/
Tentoonstelling Beek in Beeld
De Drentsche Aa verbeeld door hedendaagse kunstenaars tot en met 31 augustus 2025 Museum Nienoord Leek
Negentien kunstenaars van de Beeldende Kunstenaarsvereniging Drenthe exposeren in Museum Nienoord. Ze lieten zich een jaar lang inspireren door de Drentsche Aa, een voor Nederland uniek en beschermd beekdallandschap. Hun reis begon in januari bij de bron ten oosten van Westerbork en eindigde in oktober bij de monding van de beek in het Noord-Willemskanaal en werd zo tevens een reis langs de seizoenen. Na het Noord-Willemskanaal stroomt een tak van de Drentsche Aa naar Groningen, een andere tak gaat via het Paterswoldsemeer door het natuurgebied de Onlanden richting het landgoed Nienoord bij Leek. Voor de watervoorziening van de stad Groningen zijn zowel de Drentsche Aa als rivier en de Onlanden als waterreservoir heel belangrijk. Ook de Onlanden hebben de kunstenaars bij het project betrokken.
Tentoonstelling Wad in beeld
Tot en met 31 oktober 2025 Visserijmuseum Zoutkamp
Met deze wisselexpositie laat het Visserijmuseum de artistieke kant van de omgeving zien. Onder de titel ‘Wad in beeld’ worden werken tentoongesteld van Nanny ter Wiel en Geurt Busser. Zij zijn bekende schilders uit de regio die ieder op eigen wijze het wad verbeelden. Beide kunstenaars zijn opgenomen in het Nederlands register van de 250 Meesters van het Realisme. Daarnaast worden foto’s getoond die de enthousiaste leden van fotoclub De Marner Kiek maakten op en over het wad. Om het geheel te completeren zijn enkele gedichten van de Zoutkamper schrijver en dichter David J. Hartsema in de tentoonstelling verwerkt.
Tentoonstelling 80 jaar vrijheid
Tot en met 31 oktober 2025 Visserijmuseum Zoutkamp
Dit jaar wordt in Nederland 80 jaar vrijheid gevierd, juist op een moment dat er veel onrust in de wereld is. Het Visserijmuseum besteedt aandacht aan het verzet - dat vocht voor vrijheid - tijdens WOII, maar stipt ook andere markeringen aan waar voor vrijheid is gestreden. In vredestijd lijkt alles overzichtelijk en vanzelfsprekend, maar in tijden van oorlog of spanningen blijken eenvoudige vragen soms moeilijk te beantwoorden. Wat betekent vrijheid voor jou? Welke keuzes maak jij? In een compacte tentoonstelling wordt de bezoeker aangezet tot het nadenken over deze vragen.
Henk Helmantel 80 - Van kindertekeningen tot nu
Tot en met 1 november 2025 Museum Helmantel Westeremden
De tentoonstelling toont vooral werken uit de (zeer) jonge jaren van Helmantel, waaronder een zelfportret op 9 jarige leeftijd.
Antieke merklappen uit de collectie Felicia van Deth
Tot 2 november 2025 Museum Borg Verhildersum Leens
In Museum Borg Verhildersum in Leens is de oudste merklap uit Nederland te zien: een merklap uit Friesland uit plusminus 1637 met een maat van 67 x 29 cm. Het museum toont 18 antieke merklappen uit de collectie van Felicia van Deth die Verhildersum in 2016 verwierf. Er is een selectie gemaakt uit merklappen, stoplappen en borduurlappen die goed de variatie laten zien van de bijzondere technieken die zijn toegepast. Deze oudste merklap kreeg Felicia van haar man Guido cadeau. De merklappen die worden getoond zijn van een adembenemende schoonheid. Ze maken vooral ook indruk door de ultrafijne steekjes waarmee sommige doeken zijn gemaakt. Omdat de steekjes in sommige stoplappen zó fijn zijn, is er eigenlijk een vergrootglas bij nodig om ze te zien.
Naast de merklappen toont Verhildersum ook 19 e -eeuwse kasjmier sjaals uit eigen collectie; zo groot als tafellakens en voorzien van prachtige motieven. En kapers; versierde mutsen die doen denken aan bivakmutsen. Meer informatie zie www.verhildersum.nl/nl/agenda/
Museumboerderij Welgelegen Leens
Seizoen 2025
In de Museumboerderij Welgelegen, onderdeel van Landgoed Verhildersum, zijn verschillende tentoonstellingen ingericht.
Ede Staal: mijn Groningen - mien Grunnen Catchy Cashmere: talrijke sjaals met prachtige motieven, merklappen uit de verzameling van Felicia van Deth en kapers. Werkman komt thuis: expositie in samenwerking met GRID Grafisch Museum Groningen Uit zeeklei gebakken: familie Mansholt Cornelis Borgman: naar Amerika 1850 Ambachten en oogst in de 19e eeuw Vitrine museumcafé: 80 jaar vrijheid
Tentoonstelling Verdwalen kunst | wandelen | Groninger landschappen
Tot en met 30 november 2025 Het MOW Bellingwolde
Kunsttentoonstelling over wandelen als een innige vorm van landschapsbeleving. Door te voet door het Groninger land te gaan, ervaar je het landschap met al je zintuigen. Je hoort vogels fluiten, ziet het licht langzaam veranderen, ruikt het pas gemaaide gras en voelt het pad onder je voeten. Na een regenbui zakken je schoenen weg in blubber. In de winter vind je een weg over het krakende ijs van bevroren plassen. Elk seizoen biedt nieuwe ervaringen. Elk pad nieuwe ontdekkingen, zelfs wanneer je steeds dezelfde paden kiest. Wandelen is een innige manier om het landschap in al zijn volheid en verscheidenheid te ervaren en vertrouwd te raken met je natuurlijke omgeving. Je bent onderdeel van je uitzicht.